De bittere smaak van mijn naïviteit
1 juli was het Keti Koti, de dag waarop de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 wordt herdacht en gevierd.
Als chocoholic, zich bewust van de misstanden als slavernij en kinderarbeid bij de huidige cacaoproductie, vroeg ik me plotseling af: hoe zit dat?
Welke Nederlandse chocolademerken hebben een historie met Suriname? Is er een goed overzicht van de cacaogeschiedenis die beide landen delen, en in welke mate werden tot slaaf gemaakten gebruikt voor de cacaoproductie? Tot slot kwam de vraag bij mij op: zijn er nu nog merken waarvan de oorsprong in dit duistere deel van onze chocoladegeschiedenis ligt?
Allereerst moet ik tot mijn schande bekennen dat ik gedurende mijn schoolcarrière wel het een en ander over Indonesië mocht leren, maar niets over de Surinaamse geschiedenis.
Ik dook enkele dagen onder in wat de digitale wereld aan informatie over dit thema te bieden heeft. Na verloop van tijd kwam het Surinaamse slavenregister tevoorschijn, dat sinds kort door het Nationaal Archief in gedigitaliseerde vorm openbaar is gemaakt.
In de veronderstelling dat ik in dit register kon zoeken op product- en plantagesoorten voerde ik het woord chocolade in. Met enkele tientallen treffers op een rijtje merkte ik tot mijn schrik dat deze zoekmachine juist niet op begrippen, maar op namen selecteert. Namen die aan mensen waren toebedeeld. Noem mij gerust naïef, ik had dit niet verwacht.
Met ontzetting ben ik door de lijst met treffers op de namen Chocolaad en Cacao gegaan, in mijn mond een bittere smaak die ik zo nog nooit heb geproefd.
Het jaartal dat in elk schrijven over cacao- en chocoladegeschiedenis vermeld staat is 1828: het jaartal waarin Van Houten patent op zijn cacaopers krijgt. Het bedrijf werd echter al in 1815 opgericht.
Zet ik dit af tegen het jaartal 1863, de afschaffing van de slavernij, dan zie ik plotseling een overlap van bijna 50 jaar, waarvan ik me nooit bewust was.
Twee andere bekende Nederlandse merknamen die nu nog gebruikt worden hebben de oprichtingsjaartallen 1840, Bensdorp, 1824, Blooker. Ook bij deze merken dus een duidelijke overlap.
Dan zijn er nog merken die in de loop der jaren overgenomen en verdwenen zijn. Bijvoorbeeld: Driessen 1820, later overgenomen door Kwatta en Korff's cacao 1811, na omzwervingen opgegaan in Cargill. De Jong 1843, gestopt in 1957 en W.J Boon 1813, in 1936 opgegaan in Promena Boon & Comp. (de koetjesrepenmaker ), die op zijn beurt weer overgenomen werd door Klene Goedhart.
Het in onze geschiedenis zo bekende merk Kwatta werd weliswaar pas in 1883 door de familie van Emden opgericht, en lijkt daardoor niet met dit verleden belast, het dankt zijn naam echter aan één van de cacaoplantages in Suriname waar deze familie eigenaar van was. Deze familie kocht de plantage Kwatta in 1865, twee jaar nadat hier 33 slaaf gemaakten vrij verklaard waren. Echter, tot 1873 was deze vrijheid voor de betroffen mensen slechts een schijnvoorstelling, daar zij verplicht waren nog tien jaar te blijven werken, het zogenaamde staatstoezicht.
Het genoegen dat ik de afgelopen jaren heb beleefd aan de indrukwekkende cacaoindustrie hier te lande is dus geen historisch toeval. Deze industrietak met al zijn moois wat hij ons nu te bieden heeft is direct verbonden met een verleden waarvan ik en wellicht de meeste consumenten geen weet hebben.
Ik zou de gaten in mijn kennis over de Nederlandse cacao- en chocoladegeschiedenis willen dichten en tips over goed leesmateriaal neem ik graag in ontvangst.
.
Reacties
Een reactie posten